“De menigte die het geloof had aangenomen, was een van hart en een van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel zij bezaten alles gemeenschappelijk. Met kracht en klem legden de apostelen getuigenis af van de verrijzenis van de Heer Jezus en rijke genade rustte op hen.
Er was geen enkele noodlijdende onder hen, omdat allen die landerijen of huizen bezaten, deze verkochten en de opbrengst ervan meebrachten om aan de voeten van de apostelen neer te leggen. Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte”. (Handelingen 4,32-35)
“Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht”. (Matteüs 25,35-36)
“De dienst aan de naaste is een onmisbare uiting van ons geloof en heeft alles te maken met geloofwaardigheid!”
Bisschop Van den Hende over de sociale leer van de Kerk